donderdag 18 december 2014

Inburgeringscursus 1

Wat is er gebeurd?
Waar ben ik beland?
Waar is de nooduitgang?

Het is een doordeweekse avond en ik sta ontredderd in de supermarkt. De houding die door mijn gezichtsspieren wordt aangenomen moet er wanhopig uitzien, want de andere mensen kijken me een beetje meewarig aan en schuifelen snel naar een ander gangpad.
Voor mijn voeten ligt een kleine jongen, op zijn rug, met een grote zak 'Patatje Joppie'-chips in zijn vuistjes. Zijn hoofd is rood aangelopen, en de explosie aan geluid dringt nu pas tot mijn oren door.
'Iihihiik wil chiihiihiipss!! Ik wiiihil naar pápá!!!! ', gilt het vanaf de tegels. Aan het eind van de gang staat een ander miniatuur te stampvoeten en roept dat ik stom ben.

Dit is er gebeurd.

Het is ongeveer een half jaar geleden dat ik, niet in de meest briljante periode van mijn leven, de liefste man ooit vond. Iemand die sindsdien met mij huilt, en met mij lacht, en met wie ik ongegeneerd hard van het leven geniet. Iemand waar ik me echt best wel oud mee zie worden. Iemand die naast mij, ook nog drie echte kinderen heeft.
Om de drie wat beter te leren kennen, leek het me handig om langzaam te integreren in het gezinsleven. Van school ophalen, duizend wassen draaien -echt, het is of die koters non stop door de modder rollen-, en met de twee oudsten boodschappen doen.
Natuurlijk wist ik dat kinderen een effect kunnen hebben op je leven, maar ik heb nooit een andere rol gehad dan een van een toffe tante die af en toe op komt passen en van wie kinderen laat op mogen blijven en computerspelletjes mogen spelen en wél snoep mogen eten. Nú besef ik me maar al te goed dat laat opblijven ten koste gaat van het humeur de volgende ochtend, computerspelletjes maar al te snel eindigen in een debâcle waarbij controllers door de lucht vliegen en moet ik nog beginnen over de ellende die suiker heet?

Hier ben ik beland.

Ik ben, vind ik zelf, geen ontzettende 'nee'-zegger, maar als ik dan nee zeg, kan ik uit principe geen ja meer zeggen. Hoe harder je dan om ja schreeuwt, hoe neeër het wordt.
En nu sta ik in het gangpad van de chips. Ik houd niet van Patatje Joppie, en nou doen die kinderen net alsof ik hun moeder ben. En dat ben ik niet. Ik sta gewoon toevallig met twee kinderen die niet van mij zijn in de supermarkt, die staan te schreeuwen om hun papa. En ik probeer mijn geduld te bewaren en de gedachte te bedwingen:

Waar is de nooduitgang?

Geen opmerkingen: