Wat is er gebeurd?
Waar ben ik beland?
Waar is de nooduitgang?
Het
is een doordeweekse avond en ik sta ontredderd in de supermarkt. De
houding die door mijn gezichtsspieren wordt aangenomen moet er wanhopig
uitzien, want de andere mensen kijken me een beetje meewarig aan en
schuifelen snel naar een ander gangpad.
Voor mijn voeten ligt een
kleine jongen, op zijn rug, met een grote zak 'Patatje Joppie'-chips in
zijn vuistjes. Zijn hoofd is rood aangelopen, en de explosie aan geluid
dringt nu pas tot mijn oren door.
'Iihihiik wil chiihiihiipss!! Ik
wiiihil naar pápá!!!! ', gilt het vanaf de tegels. Aan het eind van de
gang staat een ander miniatuur te stampvoeten en roept dat ik stom ben.
Dit is er gebeurd.
Het
is ongeveer een half jaar geleden dat ik, niet in de meest briljante
periode van mijn leven, de liefste man ooit vond. Iemand die sindsdien
met mij huilt, en met mij lacht, en met wie ik ongegeneerd hard van het
leven geniet. Iemand waar ik me echt best wel oud mee zie worden. Iemand
die naast mij, ook nog drie echte kinderen heeft.
Om de drie wat beter te leren kennen, leek het me handig om langzaam te integreren in het gezinsleven. Van school ophalen, duizend wassen draaien -echt, het is of die koters non stop door de modder rollen-, en met de twee oudsten boodschappen doen.
Natuurlijk wist ik dat
kinderen een effect kunnen hebben op je leven, maar ik heb nooit een
andere rol gehad dan een van een toffe tante die af en toe op komt
passen en van wie kinderen laat op mogen blijven en computerspelletjes
mogen spelen en wél snoep mogen eten. Nú besef ik me maar al te goed dat
laat opblijven ten koste gaat van het humeur de volgende ochtend,
computerspelletjes maar al te snel eindigen in een debâcle waarbij
controllers door de lucht vliegen en moet ik nog beginnen over de
ellende die suiker heet?
Hier ben ik beland.
Ik ben, vind ik zelf, geen ontzettende 'nee'-zegger, maar als ik dan nee
zeg, kan ik uit principe geen ja meer zeggen. Hoe harder je dan om ja
schreeuwt, hoe neeër het wordt.
En nu sta ik in het gangpad van de
chips. Ik houd niet van Patatje Joppie, en nou doen die kinderen net
alsof ik hun moeder ben. En dat ben ik niet. Ik sta gewoon toevallig met
twee kinderen die niet van mij zijn in de supermarkt, die staan te
schreeuwen om hun papa. En ik probeer mijn geduld te bewaren en de
gedachte te bedwingen:
Waar is de nooduitgang?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten