Ik stap de keuken binnen en zie de formica tafel met plastic stoelen. Een stoel bezet en eentje leeg. In het midden een fles whiskey. En Mohamed's vriend Mourad.
Ik vraag hoe het gaat.
"Hmph" schokschouderd hij, "Mohamed heeft het niet meer mee hoeven maken...."
De zin die ik de afgelopen jaren al zo vaak gehoord heb.
Onze vriend Mohamed.
Gevlucht uit Palestina in 1967. Hij herinnerde het zich nog zo goed. De totale angst. Het niet weten wanneer hij zijn huis weer zou zien. Als tienjarige opgroeien in een tentenkamp in Syrië. De staatloze. Een vechtende voor geluk en voor de lach. Een die niet zou vechten, maar zou leren.
Een beurs liet hem studeren in Rusland waar hij zijn geliefde tegenkwam. Na het uiteenvallen van de Sovjet bouwden ze hun huis op in Damascus. Van niets naar iets. Werk, leven, liefde. En de hoop ooit het huis waar hij was geboren te bezoeken. Het huis van zijn ouders te laten zien aan zijn Irina.
En toen kwam de oorlog in Syrië. Alles wat hij had, verbrokkelde als vochtig zand uiteen.
In Nederland vond ik hem. Abu Tarek noemde ik hem, papa van Tarek. Zo als je dat met de ouders van je vrienden doet.
Hij zocht het lied en goed eten. Hij kookte, en lachtte, en zong.. En het leed sijpelde in de diepte zijn ogen.
Vluchteling te zijn uit Palestina,
Vluchteling te zijn uit Syrie.
De IND vroeg hem bij zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning waarom hij geen asiel aanvroeg in Rusland. Zijn vrouw was tenslotte Russisch en vocht daar nog tegen kanker.
Zijn antwoord was simpel: ik ben al twee keer vluchteling. Wie vertelt mij dat die onzin niet in Rusland losbreekt. Ik heb niets. Ik blijf hier en mijn vrouw zal met mij zijn.
Ze kwam. Op humanitaire gronden mocht zij naar Nederland. Het AZC had een ziekenhuis bed geregeld, waar zijn liefde uitgemergeld en fragiel bij haar man kon zijn. Voor één maand slechts, ze stierf binnen een maand in een land dat ze niet anders kende dan als de beige binnenkant van een oud belastingkantoor, in een grijs en regenachtig stadje dat protesteerde tegen haar komst.
Mohamed kreeg een verblijfsvergunning, een woning in een buitenwijk, een leegte in hart en ziel. Ik bezocht hem te weinig en hij noemde mij Zehbi, een scheldwoord met een grinnik. HIj haatte de eenzaamheid, en vond mij een slechte bezoeker, want ik was er zo weinig, vooral nu hij zo ver weg woonde.
Een paar dagen voor hij doodging stuurde hij een foto. Hij had zijn familie voor het eerst bij elkaar, sinds de oorlog in Syrië. Althans, de mensen die er nog waren. Zijn broers, zijn zuster, en alle neefjes en nichtjes.
De tekst die hij schreef bij de foto:
Zehbi, beter dan dit gaat het nooit worden.
1 januari 2020 overleed hij, door onduidelijke oorzaak.
De eenzaamheid van Corona isolatie. Mohamed heeft het nooit mee hoeven maken.
De oorlog tussen Rusland en Oekraïne. Mohamed heeft het nooit mee hoeven maken.
De genocide van Gaza.
Mohamed heeft het nooit mee hoeven maken.