Ik hou niet van schaatsen.
Dat zeg ik nu. Om de zelfde reden dat ik niet van valentijnsdag houd als ik geen kaartje krijg, ik niet van het Nederlands elftal houd als we tegen Spanje in de finale staan.
Van het woord 'elfstedentocht' kan gezegd worden dat het een van de meest uitgesproken, en opgeschreven woorden van deze week. En herhaling werkt. Vorige week was mijn enthousiasme over de tocht der tochten nog afwezig. Sterker nog, ik was eigenlijk blijer met de sneeuw, omdat sleeën en sneeuwballen gooien mij plezieriger voorkwam dan wankelend en stuntelend over die ijsvloer voortbewegen. Daarnaast heb ik een angst voor wakken die tegen het paranoide aanzit.
Toch, toen mijn buurman het speelplein naast ons huis besproeide, afgelopen woensdagavond, begon er iets te kriebelen.
Instant zwart ijs, met de veiligheid van asfalt en de vage belijning van wat voorheen een basketbalveld was. En donderdagmiddag stonden er ongeveer tien kinderen op. En zondagmiddag waagde ik het er ook maar op. Maandag was mijn angst zo geslonken dat ik op de Rijn en Schiekade heen en weer heb gerend, en zelfs heel even op de Witte Singel heb gestaan. Vandaag was ik er inmiddels van overtuigd. Ik ben geboren om te schaatsen. De schaatsen van mijn moeder, die gebruikt ze hoogst waarschijnlijk toch niet meer, worden uit het vet gehaald. Ze zitten als gegoten, niets afdoend aan het feit dat ze al vijftig jaar oud zijn.
Ik ben er klaar voor. Komend weekend ga ik naar Friesland. Om te kijken, van af het ijs.
Dan het nieuws. De elfstedentocht gaat niet door. Ik ben teleurgesteld. Een teleurstelling waar ik overmorgen wel weer overheen ben, maar het was toch mooi geweest. Het zou geweldig geweest zijn, net als ik dit jaar wel een valentijnskaart zou krijgen en het Nederlands elftal de EK-beker dit jaar mee naar huis zou nemen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten